Eigenlijk waren de Grieken de eerste met theaters. Toen de Romeinen de Griekse landen veroverden, namen ze ook veel cultuur over, dus ook het theater. Deze stenen theaters werden al sinds de 5e eeuw voor Christus door de Grieken gebruikt. De Romeinen werkten in eerste instantie met podia die na afloop iedere keer weer opnieuw werden afgebroken. Deze podia werden meestal in de nabijheid van een tempel gebouwd omdat de voorstellingen ook vaak ter ere van een god waren. Daarbij zagen sommige Romeinse senatoren het theater nog steeds als een slechte invloed op de Romeinse zeden.
Het eerste stenen theater
In 154 voor Christus werd het eerste stenen theater in Rome gebouwd, de toeschouwers moesten wel staand kijken om de ‘Griekse verwijfdheid’ te voorkomen. Veertig jaar later waren de theaters zo luxe, dat ze niet meer werden afgebroken. Het echte taboe werd pas verbroken 55 jaar voor Christus met het Theater van Pompeius, dit model werd ook als voorbeeld genomen voor de theaters die daarna gebouwd werden. Julius Caesar kon niet achterblijven en begon aan het Theater van Marcellus, wat opvolger Augustus afmaakte. De opkomst van het Christendom en het verdwijnen van het Romeinse rijk riep vanaf de 4e eeuw ook het einde van de theaters in. Ze waren onzedelijk en werden gesloten om tot ruïnes te vervallen.
Het was wonderbaarlijk voor die tijd dat zowel de Grieken als de Romeinen een prachtige akoestiek in hun theaters wisten te creëren. De Grieken deden dit door de theaters tegen de heuvels aan te bouwen, waardoor ze een natuurlijke ondersteuning kregen. De Romeinen lieten het theater rusten op bogen en gewelven en met deze kunstmatige achterwand verkregen ze ook een goede akoestiek.
De best bewaarde Romeinse theaters staan in Aspendos in Turkije, Bosra in Syrië, Orange in Frankrijk en Merída in Spanje. In Rome is alleen het theater van Marcellus voor een deel bewaard gebleven.